Af en toe, en dit bedoel ik allerminst respectloos, lijkt mijn baan enigszins op die van een therapeut. Een dronken gast aan de bar kan zo zijn of haar hele levensverhaal bij je uitstorten. Een nuchtere gast op het terras kan ongevraagd precies hetzelfde doen. Minimaal één keer per avond geef ik een verkorte versie van de cursus ‘Omgaan met Teleurstellingen’ (nee, sorry, u kunt écht niet zelf het stukje vlees kiezen binnen het verrassingsmenu) en Anger-management behoort ook tot mijn pakket (ik begrijp dat u teleurgesteld bent dat u niet zelf het stukje vlees kunt kiezen, wellicht bent u ook blij met het stukje eend dat sowieso al in het menu zat?). Recent heb ik een nieuwe specialisatie aan mijn pakket aan ervaringen toe mogen voegen: de gast met een fobie.
Het was een warme zomeravond (lees: bloedheet) en mijn werkplek heeft een schrijnend tekort aan airco’s. Waar het buiten al 33 graden Celcius was, kon je daar binnen nog zo’n 5 graden bij optellen. Gelukkig voor ons was het een prachtige avond en konden we al onze gasten buiten een plekje aanbieden in de beschutting van een paar immense bomen. In dit geval was het mijn collega die de gast in kwestie ontving.
Voordat mijn collega zijn begroeting kon afmaken werd hij onderbroken met de boodschap: “Ik wil binnen zitten.” Dat is an sich al niet een erg vriendelijke manier om ergens te arriveren, maar met deze temperaturen nog eens extra bijzonder. Eigenlijk alle reserveringen van die avond hadden expliciet om een tafeltje buiten gevraagd. Mijn collega informeerde onze gast dan ook vriendelijk dat het in het restaurant vrijwel onmenselijke temperaturen betrof en dat hij toch ten zeerste wilde aanraden om buiten plaats te nemen.
Allergisch voor beestjes
Ook hier kwam een vrij direct en duidelijk antwoord op: “Ik ben allergisch voor beestjes. In de bomen.” Ik kon helaas op dat moment de gezichtsuitdrukking van mijn collega niet zien, maar kan u ervan verzekeren dat ik moeite gehad zou hebben mijn gezicht in een plooi te houden. Helaas bleek het allerminst een grap, maar bittere ernst. Het gezelschap van vier nam plaats aan de voor hen bestemde tafel, waarna de gast in kwestie resoluut haar stoel van tafel trok en deze een halve meter verder onder een parasol plantte. Daar nam ze met een woest gezicht plaats, haar armen verdedigend over elkaar.
In die positie heeft ze een klein half uur mokkend doorgebracht, terwijl haar gezelschap een halve meter verder samen aan tafel zat. Daarna verliet ze haar schuilplek om binnen rond te scharrelen. Op zoek naar een geschikte plek, zonder beestjes, met enigszins verdraagbare temperatuur. Toen ze die eenmaal gevonden had, klampte ze mijn collega aan om de tafel te bemachtigen. Hij bleek niet degene die moeilijk te overtuigen was. Haar echtgenoot daarentegen vond het allemaal een iets minder geslaagd plan. Ze bleek onvermurwbaar. Uiteindelijk is het hele gezelschap dus maar naar binnen vertrokken, zij triomfantelijk voorop.
Ik heb dit alles met verbijstering gadegeslagen. Welke beestjes zou ze dan allergisch voor zijn, vroeg ik mij af. Tot ik haar in het voorbijgaan hoorde vertellen tegen haar familie dat ze natuurlijk niet echt allergisch was, maar ‘gewoon zo ontzettend bang’. Waarschijnlijk dacht ze voor een allergie op meer begrip te kunnen rekenen dan voor een fobie. In dit alles heb ik nog het meest geleerd van mijn collega: op geen enkel moment heeft zijn gezichtsuitdrukking of gesprekstoon verraden wat hij van de hele situatie vond. Hij is begripvol, respectvol en netjes gebleven, iets waar de gast in kwestie hem aan het einde van de avond nog expliciet voor bedankte. Hoe om te gaan met gasten met een fobie? Lesson learned.