“Ik het alles betoald ja!! En durf nie te zeggen da het nie zo is, of ik ….!” De schreeuwende kale meneer had best een grote neus. Het ding raakte op een centimeter na het voorhoofd van de jongeman die het lege dienblad op zijn vingertoppen droeg. De meneer was echt boos. Een orale douche vergezelde zijn lelijke woorden. De jongeman kneep zijn ogen dicht en zette een stap achteruit.
Klauwen waren het. Ze reikten richting hemel om zijn onmacht luister bij te zetten. Enorme zweetplekken onder zijn armen. Hij doolde, deze meneer. Natuurlijk was hij dronken. Hij liep terug naar zijn tafeltje, ging zitten en nam een slok bier.
Een statafelgroepje gniffelde. O jee, zijn gehoor was nog in orde. In een mum stond hij bij het viertal om opnieuw zijn gal te spuwen. Een dame keerde zich naar de meneer en zei dat het misschien handig was als hij naar huis ging om zijn roes uit te slapen.
Zes meter was de afstand tussen de meneer en mij. Ik spande mijn benen om hem aan te vliegen, want hij zou maar zijn klauwen om de fragiele nek van de dame vouwen. Ze had gezegd wat hij allang wist, maar niet wilde horen.
Hij liep achteruit… gedwongen door haar overredingskracht. Helemaal out was hij nog niet, want zijn laatste gil vertelde het verhaal over rijke linkse terrasrakkers die zijn stad kapot maakte. Daarna nam zijn fiets hem mee.
Later verscheen Teletekstpagina 818 op mijn mobiel. FC Utrecht – VVV: 1 – 2. Voor even snapte ik het chagrijn van de meneer. Nog beter snapte ik waarom vrouwen zo vaak beter zijn in het kalmeren van mensen dan mannen.